School is absoluut oninteressant.
Ik heb een nieuw bed waar ik nog aan moet wennen.
Ik hou van de herfst.
Ik heb zin in de winter.
En overal tussendoor, omheen, onder, boven, allesomvattend, is daar Andreas.
Maar dat zal best normaal zijn.
School is absoluut oninteressant.
Ik heb een nieuw bed waar ik nog aan moet wennen.
Ik hou van de herfst.
Ik heb zin in de winter.
En overal tussendoor, omheen, onder, boven, allesomvattend, is daar Andreas.
Maar dat zal best normaal zijn.
Vannacht droomde ik over Andreas.
Hij zat naast me op de bank.
Het was heel vertrouwd dat hij er was, maar het voelde ook bijzonder.
We praatten over niks en alles. Op een gegeven moment vroeg ik hem of hij mijn vragen aan hem hoorde. Hij antwoordde dat hij weet dat ik hem mis. Ik kroop tegen hem aan en voelde me veilig.
We praatten. Plots zei hij dat hij moest gaan. Ik negeerde het en ratelde door.
Toen ik stil viel zei hij het weer. Grote tranen vielen op mijn broek en vormden natte cirkels.
Hij pakte me nog even stevig vast en zei 'Het is goed. Je moet vrolijk zijn. Niet huilen.'
Ik werd wakker.
En ik huilde.