Hoe anders begon ik 9 mei dan een jaar geleden. Vorig jaar plakten mijn wimpers aan elkaar van de tranen die 's nachts gekomen en gegaan waren. Vorig jaar bestond uit het regelen van dingen. De laatste Engelse les voor het examen. Vorig jaar scheen de zon, en ik had het koud. Vorig jaar feliciteerden en condoleerden mensen mij, op 9 mei. Vorig jaar was mijn hoofd leeg, en mijn lijf nog leger.
Ik ben mijn 18e jaar doorgekomen. Iets dat niet kon, gebeurde toch. Er ging een jaar voorbij. Er ging een jaar voorbij, en ik huilde en lachte. Er ging een jaar voorbij, langzaam, maar razendsnel.
4 mei ben ik naar het graf van Andreas geweest. Ik had er nooit zoveel mee, was er in totaal misschien vier keer geweest het afgelopen jaar. Maar het graf was veranderd. Er stond een bloodgood, een Japanse esdoorn. Het zag er gaaf uit. Dat vond ik het ergst. Dat Andreas het ook mooi had gevonden. Dat verdomme dat graf niet mooi was, omdat die verdomde naam op dat belachelijke graf stond.
Mijn lijf is niet leeg. Mijn hoofd ook niet. Ik huil, met beide.
Maar ik lach ook. Ik geniet. Met mijn lijf, met mijn hoofd. Het afgelopen jaar is niet te beschrijven. Ik heb me nog nooit zo alleen, en nog nooit zo geborgen gevoeld. Ik heb nog nooit zoveel verdriet gekend, maar waardeerde het geluk daardoor meer.
Ik heb eerder al eens geschreven: we missen Andreas allemaal, en ieder op een andere manier. Daar wil ik aan toevoegen: we leven allemaal op onze eigen manier verder. En ik denk, ik vind, dat ik dat op mijn manier best goed doe.
Vandaag zijn Adjuno en ik jarig. Ik ben 18 geworden, hij 3. De tijd stopt niet voor verdriet.
Gelukkig.