Maar ik val ook nog om, uit het niets. Mijn knieën doen pijn door de kou. Af en toe schiet er een pijnscheut vanuit mijn heup naar mijn tenen. Als ik moe ben word ik verschrikkelijk onzeker, onredelijk en onaardig. Ik zou zo graag net wat minder vaak, zó vreselijk moe willen zijn.
Ik zeg tegen mijn lief: ik ben ontoerekeningsvatbaar, ik ben te moe. Daarmee geef ik mezelf wat ademruimte. Het geeft niet, als ik domme dingen zeg, omval, huil. Het telt niet. Wat telt zijn de goede dagen. De dagen waarop ik naar de revalidatie ga, doorga naar mijn werk en dan 's avonds nog kan bowlen. Wat telt is gezellig kunnen doen tegen mijn lief omdat ik een uur slaap na mijn werk. Wat telt is dat ik weet waar mijn grenzen liggen en eroverheen kunnen gaan.
Ik ben er