Mijn lief is voor zijn werk in Parijs. Ik vind het prima om alleen te zijn, ik vermaak me wel. Maar ik vind het leuker om samen te zijn. Dus als hij een dag van 14 uur maakt vind ik het vooral fijn als hij dan weer thuiskomt. Als hij zijn koude lijf tegen mijn warme slaperige lichaam drukt en ik zijn lippen in mijn nek voel. Als ik 's ochtends wakker word en tegen hem aan kan kruipen.
Wanneer hij, zoals nu, niet thuis slaapt, krijg ik lieve welterusten- en goedemorgensmsjes. Ik heb een paar hele leuke dagen gehad met hele lieve mensen. Maar wat is het fijn om af en toe iets tegen iemand te kunnen zeggen. Of alleen al te weten dat dat kan. Iemand die alles van je pikt en bij je wil blijven omdat hij van je houdt en met je wilt trouwen en kindjes krijgen.
Ik ben zo moe. Al een hele tijd. Mijn hoofd werkt niet zoals ik zou willen, maar zelfs nog minder goed dan het de afgelopen maanden deed. Mijn lijf is, net als mijn hoofd, moe. Moe van pijn, moe van teleurstellingen, moe van alles. En dan wil ik tegen mijn lief, mijn liefde, warmte, veiligheid aankruipen. En dat hij zegt: ''t komt wel goed schatje.' Want dan geloof ik dat, even.
Toch ben ik gewend geraakt aan het feit dat hij veel weg moet. Ik had niet gedacht dat ooit te kunnen, daar aan wennen. Ik voel me niet zo alleen als vorig jaar. Maar wat zou het fijn zijn als hij thuis bleef.
Ik wil me niet zo afhankelijk voelen als ik nu doe. Ik voel me kinderachtig en egoistisch, want hij geniet van zijn baan, maar hij geniet minder omdat hij weet hoe moeilijk ik het nu heb. En toch tel ik de dagen af. Nog twee nachtjes voor hij thuiskomt. En op een dag werkt mijn lijf weer mee en doet mijn hoofd weer wat ik wil. Dan kan ik opnieuw leren leven. Dan is het allemaal goed, schatje.